verlinker
- ver·lin·ker
- Naamwoord van handeling van verlinken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verlinker | verlinkers |
verkleinwoord | verlinkertje | verlinkertjes |
de verlinker m
- iemand die tegen het bevoegd gezag vertelt wat iemand verkeerd zou hebben gedaan
- De DDR pretendeerde ook een ideale samenleving te zijn, maar de kleine socialistische heilstaat op aarde kon alleen overeind worden gehouden met stevige terreur. Overal liepen verlinkers rond, de inoffizielle Mitarbeiter, die je bij een klassenvijandige opmerking prompt verraadden aan de geheime dienst. Niemand wist wie de verklikkers waren: het kon de buurvrouw, de bakker of je eigen broer zijn. In de DDR kon je maar het best je mond houden. Niemand was te vertrouwen. [2]
- Bij het OM en ook onder collega’s binnen de advocatuur bestaat onbegrip over het handelen van Meijering. Als hij zo bang is om door de onderwereld als verlinker te worden gezien, waarom gaat hij dan wel op televisie zitten kletsen over liquidaties en durft hij niet te praten in beslotenheid bij de rechter-commissaris? [3]
- Het woord 'verlinker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool TEUN VAN DE KEUKEN 7 AUGUSTUS 2014 Grootse ellende in mijn kleine volkstuin
- ↑ NRC Marcel Haenen 5 februari 2015 Advocaat durft niet te praten – en loopt boos weg