• ver·lin·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord verlinker verlinkers
verkleinwoord verlinkertje verlinkertjes

de verlinkerm

  1. iemand die tegen het bevoegd gezag vertelt wat iemand verkeerd zou hebben gedaan
    • De DDR pretendeerde ook een ideale samenleving te zijn, maar de kleine socialistische heilstaat op aarde kon alleen overeind worden gehouden met stevige terreur. Overal liepen verlinkers rond, de inoffizielle Mitarbeiter, die je bij een klassenvijandige opmerking prompt verraadden aan de geheime dienst. Niemand wist wie de verklikkers waren: het kon de buurvrouw, de bakker of je eigen broer zijn. In de DDR kon je maar het best je mond houden. Niemand was te vertrouwen. [2] 
    • Bij het OM en ook onder collega’s binnen de advocatuur bestaat onbegrip over het handelen van Meijering. Als hij zo bang is om door de onderwereld als verlinker te worden gezien, waarom gaat hij dan wel op televisie zitten kletsen over liquidaties en durft hij niet te praten in beslotenheid bij de rechter-commissaris? [3]