Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·keers·di·plo·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkeersdiploma verkeersdiploma's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het verkeersdiplomao

  1. een Nederlands diploma dat wordt afgegeven door Veilig Verkeer Nederland aan basisschoolleerlingen uit groep 7 en 8, die met succes een theorie examen en praktische verkeerstest op de fiets afleggen
    • Verkeersexamen, wie heeft het niet gedaan? Tja, de minister van Verkeer dus, haar basisschool liet de test indertijd schieten, maar ze leerde natuurlijk toch fietsen. Melanie Schultz mocht gisteren symbolisch het 15 miljoenste verkeersdiploma uitreiken.[1] 
    • Fietsen mogen ouders nog gewoon zelf aan hun kinderen leren, maar de school controleert of iedereen het kan en alle regels kent, en laat alle kinderen op school het verkeersdiploma halen. Zo blijft er geen kind achter. Waarom kan dat niet ook bij zwemmen?[2] 
    • Meteen verplicht stellen, zo’n elektrisch verkeersdiploma. Zeker als je bedenkt hoe makkelijk het is om een e-bike op te voeren. Met wat knutselen aan de sensoren haalt ie 40 fluisterstille kilometers per uur. Dat gaat ten koste van de actieradius. Maar ach, je leeft maar één keer.[3] 
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tubantia Edwin van der Aa 10-JANUARI-2017
  2. Volkskrant Carlijn Tijen 11 september 2014
  3. NRC Marc Hijink 22 mei 2014