Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·haal·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verhaalbaar verhaalbaarder verhaalbaarst
verbogen verhaalbare verhaalbaardere verhaalbaarste
partitief verhaalbaars verhaalbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

verhaalbaar [1]

  1. iemand anders verantwoordelijk kunnen stellen voor een geleden schade
    • Rijkswaterstaat (RWS) heeft in 2015 een kostbare blunder begaan bij de aanschaf van vier opblaasbare speedboten voor de Kustwacht. Bij de aanbesteding van twee van de vier zogenoemde Rigid Hull Inflatable Boats (RHIB’s) heeft RWS een fout gemaakt waardoor de boten onbruikbaar bleken. De gemaakte kosten zijn niet verhaalbaar [is] op derden, waardoor RWS strop van een miljoen euro heeft opgelopen. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen