vergeetachtigheid

  • ver·geet·ach·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord vergeetachtigheid vergeetachtigheden
verkleinwoord vergeetachtigheidje vergeetachtigheidjes

de vergeetachtigheidv

  1. (medisch) het slecht kunnen onthouden; de neiging hebben zaken snel te vergeten
  2. het slordig en nalatig zijn
     Pierre, die de verstrooidheid en vergeetachtigheid zelve was, had nu, aan de hand van een door zijn vrouw opgesteld lijstje, alles gekocht en had noch de opdrachten van haar moeder en broer, noch de japon voor juffrouw Belov, noch het speelgoed voor de neefjes en nichtjes vergeten.[1]
     Ook partijen die dichter bij de VVD staan wat betreft de huidige en een mogelijke volgende coalitie waren kritisch. Bijvoorbeeld formatie-genoot D66. "Een patroon van vergeetachtigheid", dichtte partijleider Kaag Rutte op enig moment toe. Ook Ruttes formatiefavoriet CDA was hard. Partijleider Hoekstra sprak van een "totale rotzooi" en nam het meermaals op voor "onze Omtzigt".[2]
  3. iets wat getuigd van slordigheid en natlatigheid
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  2.   Weblink bron “Rutte meer onder vuur dan ooit, maar zijn vierde kabinet is nog niet uitgesloten” (02-04-2021), NOS