Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • verf·bad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verfbad verfbaden
verkleinwoord verfbadje verfbadjes

Zelfstandig naamwoord

het verfbado

  1. bad met verf om te verven goederen in onder te dompelen hetgeen even wat sneller gaat dan gebruik van de kwast of de verfspuit

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen