• ver·dwa·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdwalen
verdwaalde
verdwaald
zwak -d volledig

verdwalen

  1. ergatief de weg kwijtraken
    • Zij waren verdwaald in de woestijn, maar werden gered door een groep nomaden. 
     Erg handig als ik verdwaald was.[2]
     Constant was ik met mezelf in gesprek over praktische zaken, zoals hoeveel water mee te nemen en wat te doen als ik zou verdwalen, tot mezelf afvragen of ik niet te ver was gegaan door mijn gezin zo lang te verlaten.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be