Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·du·veld
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van duvel met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -d

Bijwoord

verduveld [1]

  1. (krachtterm) heel erg
    • En fietsen, dat doet ook Emiel het liefst. Zodanig zelfs dat hij er verduveld goed in is geworden. Ïk ben al twee keer Nederlands kampioen geweest in mijn leeftijdsklasse", zegt hij trots. Ïk kon waarschijnlijk eerder fietsen dan lopen, zo lang zit ik al op een crossfiets."[2] 
    • Het voorval illustreert vooral hoe verduveld alert de redactie moet zijn op nepnieuws. De feitenchecksite Snopes.com bestempelde het citaat reeds in januari 2016 als nep (oorspronkelijk gepubliceerd door FNN, dat Fake Nigerian News zou betekenen), maar online gaat het bericht nog altijd hardnekkig rond als waar.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Jeroen de Kleine 03-AUGUSTUS-2017
  3. NRC Annieke Kranenberg 17 december 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be