drommels
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- drom·mels
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: bastaardvloek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1682 [1]
Zelfstandig naamwoord
de drommels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord drommel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | drommels | ||
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
drommels
- vervelend
- Drommelse kwajongen!
- Vorige week zagen en hoorden we SP-wethouder Laurens Ivens zijn eigen beleid prijzen inzake Airbnb. Hij had na maandenlange bikkelharde onderhandelingen een knap akkoord gesloten met die drommelse zakenlieden van Airbnb, waar ze in Amerika nog lang van zouden wakker liggen. „Het is goed voor Amsterdammers en goed voor de toeristen”, aldus Ivens, „Airbnb is nu een wapen in de strijd tegen illegale verhuur. Steden in Europa keken uit naar zo’n overeenkomst.” [2]
Bijwoord
drommels
- als versterking van datgene wat volgt
- Jij weet drommels goed wat hier de regels zijn.
Tussenwerpsel
- uitroep van frustratie
- Drommels, hoe komt dat nu?
Gangbaarheid
- Het woord drommels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drommels" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "drommels" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC Frits Abrahams 9 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be