• ver·druk·king
enkelvoud meervoud
naamwoord verdrukking verdrukkingen
verkleinwoord

de verdrukkingv

  1. zo in elkaar gedruk dat er geen plaats meer voor iets of iemand is
    • Door de in paniek geraakte massa kwamen tientalle mensen in de verdrukking 
  2. onder het juk leven van een onrechtvaardige wijze heerser
    • De wrede heerser hield zijn volk in de verdrukking. 
  1. dwingelandij, onderdrukking, bedwang
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]