verdikken
- ver·dik·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verdikken |
verdikte |
verdikt |
zwak -t | volledig |
verdikken
- ergatief dikker worden
- Wanneer de saus wat verdikt is, kun je er de kruiden aan toevoegen.
- overgankelijk dikker doen worden
- Je kunt de saus wat verdikken als je er met een zeefje wat meel in strooit.
- wederkerend zich ~ een verdikkingsproces ondergaan
- Als de hartspier zich verdikt kan dit tot complicaties leiden.
- Het werkwoord wordt ook wel op personen betrokken[1].
2. dikker doen worden
3. een verdikkingsproces ondergaan
- Het woord verdikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verdikken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ zie Taaladvies 1113
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be