Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·brei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verbreiding verbreidingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

verbreiding v [1]

  1. het iets verspreiden
     Pierre pakte zijn schrift en begon te lezen: «Tot de verbreiding van de zuivere waarheid en het bevorderen van de triomf van de deugd, las hij, moeten we de mensen zuiveren van vooroordelen, leefregels verspreiden die stroken met de geest van de tijd, de opvoeding van de jeugd op ons nemen, onverbrekelijke banden aangaan met de wijste mensen, op moedige en tegelijkertijd verstandige manier bijgeloof, ongeloof en domheid bestrijden, en een verbond vormen uit de mensen die ons toegewijd zijn en die onderling verbonden zijn door een zelfde doel en die macht en kracht bezitten.[2]
     In Nederland is zo'n werkwijze verboden. "Maar dat mogen de Australiërs, Amerikanen en Britten wel." Guijt pleit voor het invoeren van deze manier van opereren, omdat het probleem met de verbreiding van internet alleen maar groter wordt.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “'Politie moet meer mogen bij opsporen kinderpornonetwerken'” (25-11-2015), NOS