• veld·naam
enkelvoud meervoud
naamwoord veldnaam veldnamen
verkleinwoord

de veldnaamm

  1. toponiem (naam) die een eigenaar aan een bepaald stuk land gaf om het te kunnen onderscheiden
    • In een akte van 1855 vonden Needse historici de naam ‘Grasried’. Destijds een veldnaam, behorend tot het huisperceel Hondelinck. „Bij de aan- en verkoop van stukjes bouwland werden vroeger namen aan de percelen gegeven”, aldus Herman Reinderink. [2] 
    • Kötter dacht dat hij met het kiezen van de naam Leemsteeg een oude veldnaam in Zuid-Berghuizen in ere zou houden. Hij kreeg het voor elkaar met de gemeente dat die hem een nostalgisch bordje gaf met het opschrift ‘Erve Leemsteeg’. Kötter moest daarvoor wel instemmen met het opgeven van zijn adres aan de Leemsteeg. Dat was volgens de gemeente nog een ‘onjuiste en verwarring stichtende erfenis’ van de gemeente Losser. [3] 
    • Maar wanneer spreek je van een buurtschap en wanneer heb je het over een veldnaam? Van den Hoven noemt Hellendoorn een typisch voorbeeld van een gemeente waar nogal onduidelijkheid is. „Complimenten voor de borden op de grenzen, maar suggereren deze plaatsnamen?”, vraagt hij zich af. [4] 
85 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]