Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vei·ling·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veilingzaal veilingzalen
verkleinwoord veilingzaaltje veilingzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de veilingzaalv / m [1]

  1. (handel) ruimte waarin zaken bij opbod worden verkocht
     Nadat de veilingmeester zijn hamer op de lessenaar sloeg, vernietigde het schilderij zichzelf voor een verbouwereerde veilingzaal. Tergend langzaam rolde het doek door een ingebouwde papierversnipperaar voor de helft uit de lijst.[2]
     De Semploniussen zoeken nu de openbaarheid omdat zij vrezen dat de NMa over hun rug een punt wil maken. 'Wij zijn opeens de zondebokken van de vastgoedmarkt. Maar zonder ons functioneren de veilingen niet. Nu de handel niet meer mag samenwerken, dalen de prijzen in de veilingzaal extra hard. De NMa beperkt de mededinging door ons aan te pakken.'[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bieder koopt versnipperd Banksy-schilderij alsnog” (11 oktober 2018, 21:17), NOS
  3.   Weblink bron “'Notarissen en NMa gedoogden kartel huizenhandelaren'” (24-11-2011), Tubantia