veerhuis
  • veer·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord veerhuis veerhuizen
verkleinwoord veerhuisje veerhuisjes

het veerhuiso

  1. het café bij een veer of pont; woning van de pontbaas
    • De hoge waterstand van de IJssel veroorzaakt hier en daar al wat ongemakken. In Herxen staat een woning, het erf is daar nu een eiland geworden. Verder is de Olstervaart uit de vaart door de hoge waterstand. Het bedrijf Abbot en het veerhuis in Olst hebben vooralsnog nog geen problemen. [2] 
    • Na de oversteek van de Nederrijn is 't Veerhuis een prima plek om te pauzeren. [3] 
    • Gied Peters heeft de fietskaart al uitgevouwen als wij ons melden bij het Veerhuis in Oeffelt. Gied is vandaag onze fietsende Gidsgroeter. Hij doet dat belangeloos, uit liefde voor zijn eigen streek en op een knappe Koga met Rohloff-naaf. Want de gepensioneerde bedrijfsleider is ook parttime wereldfietser, zo vertelt hij bij een bakkie leut met uitzicht op de machtige Maas. [4] 
89 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 7 jan. 2018 Spectaculaire beelden van hoge waterstand van de IJssel
  3. De Telegraaf RUTGER VAN DEN HOOFDAKKER 21 sep. 2013 Rondje Rhenen
  4. De Telegraaf ROBERT B.P. VAN WEPEREN 28 dec. 2014 Fietsen langs de Maasheggen
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be