• (IPA in voorbereiding)
  • veen·mos·sen
enkelvoud meervoud
naamwoord veenmossen
verkleinwoord

de veenmossenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord veenmos
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (mossen) een familie Sphagnaceae   van kleine tot robuuste planten, witachtig groen, bleekgroen tot geelbruin, soms paars of roodachtig aangelopen, in matten, kussens of bulten, in natte habitats groeiend of in veengebieden boven het waterniveau, minder vaak onder water. Planten meestal met rechtopstaande stengel, met de jonge takken verspreid langs de stengel (dus in spiralen gerangschikt) met de nog groeiende toppen van stengels in een "hoofdje" (capitulum), de takken gegroepeerd in bundels langs stam, stengel- en takbladeren met afwisselend opgeblazen, S-vormig tot ruitvormige hyaliene cellen en smalle, lineaire cellen met chloroplasten, met de hyaliene cellen van takbladeren meestal met fibrillen en poren