• ve·det·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ster in film of sport’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1931 [1]
  • van Frans vedette [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord vedette vedettes
vedetten
verkleinwoord - -

de vedettev / m

  1. iemand die beroemd is door opvallende prestaties in de sport, cultuur of het openbare leven
    • Tien jaar geleden was Michael Gorbatsjov de grote vedette van het Westeuropese publiek. Hij zou, met zijn perestrojka en glasnost, het verstarde communisme nieuw leven inblazen en de Oost-Westverhouding op een nieuwe, normale leest schoeien. Het waren de dagen van de ‘gorbimanie’, die vooral in Duitsland grote hoogten bereikte. [4]
  2. (militair) (verouderd) uitkijk of schildwacht te paard
    • Een troep ruiters, waarschijnlijk de veldwacht, die aan het uiterste einde van het dorp gelegen had en op het hooren van het door de vedette geloste schot snel te paard gestegen was, sprong den binnendringenden Pruissen te gemoet, doch werd met gemak en snel overhoop geworpen, zoodat het oponthoud, door deze ontmoeting veroorzaakt, naauwelijks merkbaar was. [5]
89 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]


vedette v

  1. ster; een beroemdheid.