• vecht·hond
enkelvoud meervoud
naamwoord vechthond vechthonden
verkleinwoord

de vechthondm

  1. honden die speciaal gefokt zijn om te vechten
    • Wolberink hoopt dat een fokker zijn Biko heeft gejat. Dat is wel eens meer gebeurd in de omgeving van Geesteren, weet hij. „Na twee maanden dook die ontvoerde hond toen ineens weer op. Maar die onzekerheid nekt je”, zegt Wolberink. Want er schieten logischerwijs allerlei gedachten door zijn hoofd die je liever niet wil hebben. Over hondengevechten bijvoorbeeld, of over gestolen honden waarop vechthonden mogen ’oefenen’. Of wie weet heeft iemand Biko gejat om te houden. „Het is een mooie hond.”[2] 
    • Kamerlid William Moorlag vindt dat er een verbod moet komen op het fokken van „honden die gevaarlijk zijn in hun gedrag of kenmerken.” Dat zegt hij zaterdagavond in televisieprogramma KASSA, in aanloop naar de vergadering over vechthonden, volgende week in de Tweede Kamer.[3] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf KOEN NEDERHOF 01 mrt. 2018
  3. de Telegraaf 04 feb. 2018
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be