vastspelden
- Geluid: vastspelden (hulp, bestand)
- vast·spel·den
- samenstelling van vast en spelden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vastspelden |
speldde vast |
vastgespeld |
zwak -d | volledig |
vastspelden
- overgankelijk met een of meer spelden vastmaken
- Met een broche speldde ze haar hoofddoek vast op haar schouder.
1. met een of meer spelden vastmaken
- Het woord vastspelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.