vasthebben
- Geluid: vasthebben (hulp, bestand)
- vast·heb·ben
- samenstelling van vast bw en hebben ww
vasthebben [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vasthebben |
had vast |
vastgehad |
onregelmatig | volledig |
- stevig met de handen in zijn greep hebben en niet meer loslaten
- Sommigen zien dat de twee elkaar vasthebben. Een van hen maakt zelfs nog een foto van de twee vechtende jongens. [2]
- De grijper heeft drie vingers die uitvindingen op zichzelf zijn. Als ze naar iets grijpen, krommen ze zich automatisch. Daardoor zullen ze iets wat ze vasthebben niet snel laten glippen. [3]
- stevig in bezit hebben
- Nu we de halve finales halen en een ticket naar Peking vasthebben kunnen we ons concentreren op het tornooi winnen.' [4]
- Het woord vasthebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vasthebben" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Jorina Haspels 10-01-17 Ontzetting nadat 15-jarige jongen 18-jarige doodsteekt
- ↑ NRC Herbert Blankesteijn 3 december 2010 Een robot met slurfarm
- ↑ De Standaard 16/06/2007 door jug Bailly: 'Karakter getoond'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be