• va·se·li·ne
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zalf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vaseline -
verkleinwoord - -

de vaselinev / m

  1. (scheikunde), (medisch) een zalf die alleen uit koolwaterstoffen bestaat
    • Er zijn een heleboel toepassingen van vaseline. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]