• vars·le
  • Afleiding van het Noorse naamwoord varsle.
vervoeging
onbepaalde wijs varsle
tegenwoordige tijd varsler
verleden tijd varslet
varsla
voltooid
deelwoord
varslet
varsla
onvoltooid
deelwoord
varslende
lijdende vorm varsles
gebiedende wijs varsl
varsle
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

varsle

  1. overgankelijk aandienen
    «Det er varslet regn.»
    Er is regen aangekondigd.
  2. overgankelijk aankondigen
    «Arbeiderne har varslet streik.»
    De arbeiders hebben een staking aangekondigd.
  3. overgankelijk beduiden (orakelen)
    «Dette varsler ikke godt.»
    Dat beduidt weinig goeds.
  4. overgankelijk melden
    «Brannen ble varslet i 20.30-tiden fredag kveld.»
    De brand werd gemeld vrijdagavond om 20.30 uur.
  5. overgankelijk voorspellen (orakelen)
    «Uglens skrik varsler ulykke.»
    De roep van de uil voorspelt ongeluk.
  6. overgankelijk waarschuwen
    «Sirenene varsler med en rekke korte støt.»
    De sirenes waarschuwen met een reeks korte tonen.


  • vars·le
  • Afleiding van het Nynorske naamwoord varsel.
vervoeging
onbepaalde wijs varsle
varsla
tegenwoordige tijd varslar
verleden tijd varsla
voltooid
deelwoord
varsla
onvoltooid
deelwoord
varslande
lijdende vorm varslast
gebiedende wijs varsl
varsla
varsle
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

varsle

  1. overgankelijk aandienen
  2. overgankelijk aankondigen
  3. overgankelijk beduiden (orakelen)
  4. overgankelijk melden
  5. overgankelijk voorspellen (orakelen)
  6. overgankelijk waarschuwen