• val·len·de ziek·te
enkelvoud meervoud
naamwoord vallende ziekte -
verkleinwoord - -

vallende ziekte

  1. ziekte met bewustzijnsverlies als symptoom
    • Men heeft reden, om voor de vallende ziekte bedugt te zyn, wanneer het kind, dikwils in den ſlaap, doch voornamentlyk, als het wakker is, grimlagcht. [1]