[1] Valeriana officianlis
  • va·le·ri·aan
enkelvoud meervoud
naamwoord valeriaan valerianen
verkleinwoord

het valeriaano

  1. (plantkunde) bloeiende plant Valeriana officinalis  , die voorkomt in delen van Eurazië met een gematigd klimaat
    • „De man van de BBC zei dat hij meteen zin had om in de tuin aan de slag te gaan”, herinnert Jongstra zich. „En dat was ook het doel. Het is een werktuin, waarin we laten zien dat zelfs onkruid als brandnetels nuttig kunnen zijn.” Er staan dertien verschillende planten in de Nederlandse tuin, met naast brandnetels onder meer ook zuring, valeriaan en smeerwortel. Over twee jaar zal de tuin te zien zijn in Leeuwarden, dan Europa's culturele hoofdstad.[4] 
  2. (medisch) kalmeringsmiddel uit de wortel van de valeriaanplant gemaakt
    • Een pilletje, een bètablokker misschien. Of houd je het liever bij valeriaan, een van grootmoeders recepten. De examens zijn begonnen. Krampen in je buik? Hartkloppingen? Versnelde ademhaling en koude transpiratie? Je zou zomaar aan examenvrees kunnen lijden. Een vorm van faalangst waarbij een enkeling zo van de kaart is, dat een rustgevende medicijn wordt voorgeschreven.[5] 
88 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[6]