usurpatie
- usur·pa·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wederrechtelijke inbezitneming’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1]
- Naamwoord van handeling van usurperen met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | usurpatie | usurpaties |
verkleinwoord | - | - |
de usurpatie v
- wederrechtelijke inbezitneming (door geweld, bedrog etc.)
- Het woord usurpatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "usurpatie" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "usurpatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ usurpatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be