Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uni·po·lair
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen unipolair
verbogen unipolaire

Bijvoeglijk naamwoord

unipolair

  1. (natuurkunde) met één pool, eenpolig
  2. (elektronica) waarbij de geleiding optreedt door hetzij negatieve hetzij positieve deeltjes
Antoniemen

Gangbaarheid