uniformrok
- Geluid: uniformrok (hulp, bestand)
- IPA: / ˈynifɔrəmˌrɔk / (4 of 5 lettergrepen)
- uni·form·rok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uniformrok | uniformrokken |
verkleinwoord | uniformrokje | uniformrokjes |
de uniformrok m
- (kleding) onderdeel van de volgens voorschrift gelijke kleren die leden van een bepaalde groep dragen, bestaand uit kokervormig textiel dat om het middel over een deel van de benen hangend wordt gedragen
Dit is meestal bestemd voor vrouwen.- ▸ De uniformrok gaf haar pezige benen genoeg ruimte om met grote passen naar de volgauto te lopen, die aldoor voor de poort had gestaan.[2]
- (kleding) (verouderd) jasje dat de bovenkant van de broek op zijn minst van achteren bedekt, als onderdeel van een officiers- of ambtskostuum
Dit zijn meestal bestemd voor mannen.- ▸ De heer van E… laat zich aandienen; de kolonel verwisselt het witte buisje, wat hij aan zijne schrijftafel droeg met zijn uniformrok, voorzien van epauletten en wacht van E. af.[3]
-
1. Een Russische politie-agent met een donkerblauwe uniformrok.
-
1. Twee majorettes in witte uniformrokken.
-
2. Een lid van de Duitse Orde draagt een witte uniformrok.
- Het woord 'uniformrok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Homo Duplex : De kleinste standaardmaat, MER, Gent in: Dietsche Warande en Belfort., jrg. 152 nr. 2 (april 2007), p. 222
- ↑ Weblink bron A.P. Godon (G.W. Huygens ed.)Mijn levenservaringen, Huis aan de Drie Grachten, Amsterdam in: Over Multatuli., nr. 15 (najaar 1985), ISBN 906388012 X, p. 7