umpire
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- um·pire
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘scheidsrechter’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | umpire | umpires |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) (beroep) hoofdscheidsrechter m.n. bij tennis en cricket maar ook bij andere sporten
- De 71-jarige Roemen ging eind april in het barrageduel tegen Groot-Brittannië zwaar over de schreef. Hij beledigde de umpire, de Britse kapitein Anne Keothavong en speelster Johanna Konta. De scheldende Nastase werd daarop het stadion uitgezet.[4]
- Per set kunnen de tennissers en tennissters drie keer een beroep doen op Hawk-Eye. Bij de seizoensfinale van de 'Next Gen'wordt het systeem constant gebruikt, in plaats van het menselijk oog van de lijnrechters. Alleen de umpire op de stoel ter hoogte van het net blijft zitten.[5]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord umpire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "umpire" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "umpire" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ umpire op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 17/AUGUSTUS/2017
- ↑ Tubantia 18-SEPTEMBER-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be