• uit·snij·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitsnijden
sneed uit
uitgesneden
klasse 1 volledig

uitsnijden [1]

  1. overgankelijk (kleding) uit een lap stof knippen
     Ze had zich mooi gemaakt, een witte, dunne, laag uitgesneden trui waar de bh doorheen schemerde, een korte rode rok en ze had zich een beetje opgemaakt en krulspelden in haar haar gedaan.[2]
  2. overgankelijk door snijden uit een groter geheel afzonderen
    • Bij twijfel kan de officiële dierenarts de relevante delen van de dieren verder uitsnijden en onderzoeken om een definitieve diagnose te kunnen stellen 
  3. overgankelijk door snijden in model brengen
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be