• uit·rei·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitreiken
reikte uit
uitgereikt
zwak -t volledig

uitreiken

  1. ditransitief aan bepaalde mensen iets bijzonders overhandigen
    • Hij kreeg een prijs uitgereikt voor zijn werk op dit gebied. 
     De Filter Vertaalprijs wordt sinds 2007 jaarlijks uitgereikt en is een bekroning voor vertalerscreativiteit.[1]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Emilia Menkveld
    “Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be