uitknop
- uit·knop
- samenstelling van uit en knop zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitknop | uitknoppen |
verkleinwoord | uitknopje | uitknopjes |
de uitknop m
- toets waarmee men een toestel buitenwerking kan stellen
- ▸ Als er al een uitknop bestond, dan ging die de eerste dag kapot.[1]
- ▸ Als het mobieltje van tv-commentator Frank Snoeks in de uitzending afgaat, is het raak. Op Twitter is het 'trending' en in een huiskamer in Zwolle wordt een grap bedacht: een plaatje van een mobieltje met een tekst die Snoeks op de uitknop wijst.[2]
- Het woord uitknop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron René van der Heijden“Mobiel Snoeks online-reclamehit” (06-07-2014), NOS