uithoren
- uit·ho·ren
- samenstelling van uit en horen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uithoren |
hoorde uit |
uitgehoord |
zwak -d | volledig |
uithoren [1]
- overgankelijk door ondervragen trachten alles van iemand te weten te komen
- overgankelijk tot het einde horen
- Het woord uithoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uithoren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be