uitdrager
- uit·dra·ger
- In de betekenis van ‘handelaar in gebruikt huisraad, kleren e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 1458 [1]
- Naamwoord van handeling van uitdragen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitdrager | uitdragers |
verkleinwoord | - | - |
- (beroep) iemand die handelt in tweedehands spullen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord uitdrager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "uitdrager" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ uitdrager op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).