tweegezinswoning
- Geluid: tweegezinswoning (hulp, bestand)
- IPA: / ˌtweɣəˈzɪnswonɪŋ / (5 lettergrepen)
- twee·ge·zins·wo·ning
- samenstelling van twee ht en gezinswoning zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweegezinswoning | tweegezinswoningen |
verkleinwoord | - | - |
de tweegezinswoning v
- (bouwkunde) bouwwerk bedoeld als verblijfplaats voor twee paar ouders met kinderen
- ▸ Tussenmuren, doorgangen, slim verscholen sanitair: allemaal het werk van haar vader, wijst ze trots. Zo maak je van een oude boerderij een moderne tweegezinswoning.[2]
- Het woord 'tweegezinswoning' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Sandra Heerma van Voss“'We zijn pioniers'” (11 juli 2009) op nrc.nl