gezinswoning
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·zins·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinswoning | gezinswoningen |
verkleinwoord | gezinswoninkje | gezinswoninkjes |
Zelfstandig naamwoord
de gezinswoning v
- (bouwkunde) woning geschikt om bewoont te worden door een gezin
- ▸ Dode na gewapende overval op gezinswoning Landgraaf[1]
- ▸ Bij een korte, felle brand in een gezinswoning in Vaals zijn vannacht zeker tien mensen gewond geraakt. De gewonden, zes volwassenen en vier kinderen onder wie een baby, zijn met problemen aan de luchtwegen en brandwonden naar het ziekenhuis gebracht. De zeven mensen die in het ziekenhuis liggen, zijn allemaal in stabiele toestand.[2]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord gezinswoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Dode na gewapende overval op gezinswoning Landgraaf” (Woensdag 31 mei 2017, 04:11), NOS
- ↑ Weblink bron “Tien gewonden bij brand in Vaals” (Zondag 24 oktober 2010, 11:48), NOS