een tweegevecht tijdens een toernooi
  • twee·ge·vecht
enkelvoud meervoud
naamwoord tweegevecht tweegevechten
verkleinwoord

het tweegevechto

  1. gevecht tussen twee personen of groepen, wedstrijd tussen twee personen of teams
    • ‘Zo’n crisette beheren en afsluiten is niet eenvoudig’, stelt een betrokkene voorzichtig. ‘Je weet nooit waar het eindigt.’ Eén ding is zeker: de tweegevechten doen er geen deugd aan. Inhoudelijk raakt de kloof geen millimeter gedicht, psychologisch wordt hij evenwel dieper telkens als belangrijke protagonisten elkaar publiekelijk in de haren vliegen.[3] 
    • Het wereldkampioenschap in de Formule 1 ontaardt meer en meer in een tweegevecht. Na winst in Australië voor Sebastian Vettel en winst voor Lewis Hamilton in China, mocht Vettel in Bahrein wéér vieren.[4] 
  1. tweegevecht op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard 14 OKTOBER 2016
  4. Tubantia Tim Engelen 16-APRIL-2017