• twee en een half

twee en een half

  1. 2½ (of 2,5); het getal halverwege tussen twee en drie
    • Een rijksdaalder was twee en een half gulden waard. 
    • Over alle beoordelaars scoort het restaurant gemiddeld twee en een half. 
Hij had voor zijn proefwerken een twee-en-een-half en twee vieren.