twee en een half
- Geluid: twee en een half (hulp, bestand)
- IPA: /ˈtwejɛnənˌhɑləf/
- twee en een half
twee en een half
- 2½ (of 2,5); het getal halverwege tussen twee en drie
- Een rijksdaalder was twee en een half gulden waard.
- Over alle beoordelaars scoort het restaurant gemiddeld twee en een half.
- Als zelfstandig naamwoord wordt twee-en-een-half aan elkaar geschreven.[1]
- Hij had voor zijn proefwerken een twee-en-een-half en twee vieren.
- Het woord twee en een half staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ 1,0 1,1 Twee-en-een-half / tweeëneenhalf / twee en een half / tweeënhalf op website: Taaladvies.net; geraadpleegd 2017-02-07