• turf·trap·per
enkelvoud meervoud
naamwoord turftrapper turftrappers
verkleinwoord

de turftrapperm

  1. zeer stevige, grote, lompe, lelijke schoen
    • Als Roulin met zware postzakken zeult en afgesnauwd wordt door zijn superieuren, of in een benauwd kantoortje naar zijn voeten staart en zich afvraagt waarom hij bij deze hitte in godsnaam van die enorme turftrappers aan moet, is er altijd een tweede Roulin die licht als van veertje, vrij als een vogel in de lucht, doet waar hij zin in heeft - absint drinken, uit volle borst de Marseillaise zingen, of met geparfumeerde baard door het stadje flaneren. [2] 
    • Zelfs Jean-Paul Gaultier, bekend om zijn op het circus en theater geïnspireerde ontwerpen, bracht enkele draagbare modellen in Tiroolse sfeer: groene loden jasjes, met leer versterkte rijbroeken, geplisseerde knielange rokken met leren bretels en turftrappers om te klimmen. [3] 
  2. mensen die voor hun levensonderhoud werken in het veen
    • Dan stonden er lokomobielen voor die turftrappers. Dat was fantastisch om te zien, en heel vreemd, die vuren. Koos Schuur heeft er een beroemd gedicht over geschreven dat die hele atmosfeer goed weergeeft: ”Herfst, hoos en hagel'. [4]