• trom·pet·so·lo
enkelvoud meervoud
naamwoord trompetsolo trompetsoli
trompetsolo's
verkleinwoord trompetsolootje trompetsolootjes

trompetsolo m / o [1]

  1. een solo op de trompet



  • trom·pet·solo
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   trompetsolo     trompetsoloen     trompetsoli
trompetsoloer  
  trompetsoliene
trompetsoloene  
genitief   trompetsolos     trompetsoloens     trompetsolis
trompetsoloers  
  trompetsolienes
trompetsoloenes  

trompetsolo, m

  1. (muziek) trompetsolo
    «Sørgehøytideligheten ble innledet med trompetsolo av Magne Otervik som spilte “Amazing Grace”.»
    De rouwceremonie werd voorafgegaan door een trompetsolo van Magne Otervik die "Amazing Grace" speelde.


  • trom·pet·solo
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   trompetsolo     trompetsoloen     trompetsoloar     trompetsoloane  

trompetsolo, v

  1. (muziek) trompetsolo