Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: TRIS'er


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tris·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trisser trissers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de trisserm

  1. (onderwijs) (België) iemand die een studiejaar voor de derde keer volgt, na daarvoor tweemaal niet te zijn geslaaagd
     Ze was warempel een trisser geworden. Mógen worden. Zo alomtegenwoordig bissers waren, zo uitzonderlijk ‘trissers’. Trissen kon maar met speciale permissie van de academische overheid.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zoek een onderwijsterm” op taalunieversum.org  
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Column: Bissers zoals B.” (27 januari 2015) op kuleuven.be