• tri·pang
enkelvoud meervoud
naamwoord tripang [1] tripangs
verkleinwoord - -

de tripangm

  1. (visserij) (Nederlands-Indië) benaming voor eetbare soorten zeekomkommers Holothuroidea  
    • Velen hadden nog nimmer de zee gezien, wel wist ieder van het groote water, dat de wind der bergen in sluimer wiegt, van de heilige rotsen, die daar als wachters staan voor het land, en van de groote vloot, die jaarlijks uittoog met de honderden Padoeakan en Bilolang om tripang te vangen. [3]
  2. (voeding) gedroogde eetbare zeekomkommer
    • De ‘waren’ van de Papoea's kunnen bestaan uit tripang, nootmuskaat, schors- en houtsoorten (wegens geneeskrachtige eigenschappen befaamd), opgezette paradijsvogels, levende kakatoes en verschillende soorten zeehorens. [4]
9 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[5]