treuzelaar
- Geluid: treuzelaar (hulp, bestand)
- IPA: /'trøzəlar/
- treu·ze·laar
- Naamwoord van handeling van treuzelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | treuzelaar | treuzelaars |
verkleinwoord |
de treuzelaar m
- iemand die niet opschiet en te veel tijd verdoet
- Schiet nou eens op, treuzelaar!
1. iemand die niet opschiet en te veel tijd verdoet
- Het woord treuzelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.