treurberk
- treur·berk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | treurberk | treurberken |
verkleinwoord | treurberkje | treurberkjes |
de treurberk m
- (plantkunde) berk met hangende takken
- ▸ De twintig gerenoveerde woningen vormen straks een hofje rond een bestaande treurberk.[2]
- ▸ De treurberk direct na de ingang van de klimaatconferentie in Parijs doet zijn naam eer aan. Om de twee hallen van het conferentiecentrum in Le Bourget met elkaar te verbinden, is een overkapping over de gekortwiekte boom gebouwd.[3]
- Het woord treurberk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "treurberk" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan Ankoné“Welbions gunt Hengelose ‘kabouterhuisjes’ een nieuw leven” (11-02-2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron Pieter Hotse Smit“Nog energie te over in Circus CO2” (9 december 2015), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be