treurbeuk
- treur·beuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | treurbeuk | treurbeuken |
verkleinwoord |
de treurbeuk m
- (plantkunde) beuk met neerhangende takken
- ▸ De randvoorwaarden in de motie behelsen, behalve het behoud van de villa, onder meer het laten staan van de treurbeuk en het onderbrengen van maatschappelijke functies in het pand.[2]
- ▸ Om de hoek aan de brede gracht zijn de treurwilgen lichtgroen gekleurd door het jonge blad. In een tuin bij het voormalige busstation pronkt een andere boom met afhangend blad: de minder bekende treurbeuk.[3]
- Het woord treurbeuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "treurbeuk" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Behoud oude villa inzet plannen” (12-03-2008), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Groenlo telt genoeg bijzondere bomen” (14-04-2008), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be