travestie
- tra·ves·tie
- Van het Frans voltooid deelwoord travesti. In de betekenis van ‘verkleding (vooral als andere sekse)’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | travestie | travesties travestieën |
verkleinwoord | - | - |
de travestie v
- het gekleed gaan als een persoon van de andere sekse dan die waar men zelf toe behoort
- (bij uitbreiding) vermomming als zodanig
- (letterkunde) komische herwerking van een serieus gedicht of verhaal, waarbij de inhoud of boodschap wel hetzelfde blijven
- [1] crossdressing
- Het woord travestie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "travestie" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "travestie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ travestie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be