travalje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tra·val·je
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands travaelge, via Frans travail teruggaand op Latijn trepalium "martelwerktuig dat uit drie palen bestond" [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | travalje | travaljes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (paardrijden) constructie waarin een paard kan worden vastgezet om hoefijzers vast te kunnen maken
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- halje-travaljeheel gehaast
Gangbaarheid
- Het woord travalje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "travalje" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ travalje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be