transportfiets
- Geluid: transportfiets (hulp, bestand)
- IPA: / trɑnsˈpɔrtfits / (3 lettergrepen)
- trans·port·fiets
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | transportfiets | transportfietsen |
verkleinwoord | - | - |
- (verkeer) rijwiel met een constructie waarmee vrachten vervoerd kunnen worden
- ▸ „Meestal kwam ik hem tegen met een grote transportfiets”, zegt tekenaar Rothuizen. „Die lag vol met partijen kleding die hij aan het rondbrengen was.”[2]
- Het woord transportfiets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Thijs Niemantsverdriet“Hij skatete als een muziekstuk – de aardigste man van Amsterdam” (9 februari 2021) op nrc.nl