trainingsjack
  • trai·nings·jack
enkelvoud meervoud
naamwoord trainingsjack trainingsjacks
verkleinwoord trainingsjackje trainingsjackjes

het trainingsjacko

  1. het jasje van een trainingspak
     Ze wuifden in hun strakke trainingsjacks met grote letters CCCP op de borst lachend naar de grote mensenmassa.[1]
     Hij is geheel in de kleuren van Chili gehuld met zijn blauwwitte trainingsbroek, roodwit trainingsjack en een grote Chileense vlag in zijn rechterhand.[2]
     Bij een temperatuur van twee graden boven nul en gekleed in slechts een T-shirt met daar een trainingsjack overheen (alleen handbagage mee) hang ik de ultieme toerist uit in Krakows sprookjesachtige binnenstad.[3]
     Op het album is ook scratchen te horen. Dit met de hand verschuiven van een draaiende plaat veroorzaakte een futuristisch geluid, weet Extince nog goed. "Wat hoor ik toch voor instrument? Eerst dachten we dat mensen met de rits van een trainingsjack speelden, maar het geluid klonk op elke plaat weer anders." Het kwartje viel pas toen hij op video een dj zag scratchen.[4]


  1. Jessica Merkens
    “Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026360930
  2. Arlen Hoebergen
    “Gemaakt om te lopen” (2014), Elmar (uitgeverij), ISBN 9789038927404
  3. Léon de Kort
    “ELke Dag een uur” (2015), Nieuw Amsterdam  , ISBN 9789046820216
  4.   Weblink bron
    Paulus Houthuijs
    “Hoe hiphop in 50 jaar vanuit The Bronx ook Nederland veroverde” (Vrijdag 11 augustus 2023, 13:07), NOS