training
- trai·ning
- Naamwoord van handeling van trainen met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | training | trainingen |
verkleinwoord | traininkje | traininkjes |
- een oefening
- Kom je ook naar de training op zaterdag?
- opleiding in een vaardigheid
- ik heb vandaag weer een managementtraining
|
- Training on the job
1. een oefening
- Het woord training staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "training" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ training op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
training