training
- trai·ning
- Naamwoord van handeling van trainen met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | training | trainingen |
verkleinwoord | traininkje | traininkjes |
- een oefening
- Kom je ook naar de training op zaterdag?
- ▸ Het gymnasium De Griekse topsport kon gedijen vanwege een brede basis, en die begon met training in het gymnasium.[2]
- opleiding in een vaardigheid
- ik heb vandaag weer een managementtraining
- Het onderzoek laat zien dat Oekraïense kinderen in deze kampen geïndoctrineerd worden met "militair-patriottische" trainingen en bestraft worden voor hun Oekraïense identiteit. Een Oekraïense mensenrechtenactivist noemde de kampen "vernietigingskampen voor de Oekraïense identiteit".[3]
- ▸ De commandanten hadden in Dordrecht een training gevolgd en brachten de verworven kennis en kunde op geheime plekken over op de onder hen vallende manschappen.[4]
|
- Training on the job
- Het woord training staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "training" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ training op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Onno van Nijf“Sportgeschiedenis” (2021), Athenaeum - Polak & Van Gennep
, ISBN 9789025312275
- ↑ www.nu.nl (24 mrt 2025)
- ↑ Teuntje de Haan“Een muur van water” (2018), Em. Querido's Uitgeverij
, ISBN 9789021409375
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be