• traan·vocht
enkelvoud meervoud
naamwoord traanvocht traanvochten
verkleinwoord

het traanvochto

  1. een waterige substantie die het oog vochtig houdt
     Ze huilde, als een kind, omdat ze behoefte had haar traanvocht te laten lopen, enzovoort.[2]
     De lens is voorzien van een chip die de suikerspiegel in het traanvocht meet. Zodra de bloedsuikerwaarde gevaarlijk wordt, gaat een ingebouwd led-lampje branden. De drager weet dan dat hij zijn suikerspiegel op peil moet brengen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Google plant led-lens voor diabetici” (17-01-2014), NOS