• to·ver·kring
enkelvoud meervoud
naamwoord toverkring toverkringen
verkleinwoord

de toverkringm

  1. (maatschappij) een groep mensen met een haast magische macht
     Het was triest voor mij buiten de toverkring van het hof te staan; er werd mij verteld dat de koningin nog steeds razend werd als mijn naam werd genoemd, en daarom leek het onwaarschijnlijk dat ik in de nabije toekomst terug zou kunnen komen.[1]


  1. Victoria Holt
    “In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885